Voor veel hamsters die in een verblijf onder 1 m2 worden gehouden, biedt het verblijf niet altijd voldoende oppervlakte en/of afwisseling om tegemoet te komen aan hun natuurlijke bewegingsdrang en nieuwsgierigheid. Door je hamster de mogelijkheid te bieden ook de omgeving buiten het verblijf te verkennen, kun je frustratie en verveling tegen gaan. Je kunt je hamster echter niet eenvoudig ergens op de grond zetten! Hamsters zijn namelijk snel en behendig en proberen graag dingen uit met hun tanden. De omgeving waar je je hamster in los wil laten lopen, moet dus veilig voor je hamster zijn. De uitloopHet beste is om de hamster zelf van en naar de uitloop te laten gaan, want ze zijn erg gebonden aan hun hamsterburcht. Wanneer de hamster buiten het verblijf worden gezet en niet zelfstandig terug kan, kunnen ze hier gestresst van raken. Het verbinden van een verblijf aan een uitloop kan door middel van buizen (ongeveer gelijkvloers) of zelfgebouwde 'trappenhuizen' (als een grotere hoogte overbrugt moet worden). Als het niet mogelijk is voor je hamster om zelfstandig de uitloop in en uit te gaan, heeft een 'hamstertaxi' (maatbeker, grote mok, transportbox, o.i.d.) de voorkeur om de hamster tussen verblijf en uitloop de transporteren (zie de blog over 'hamstertaxi'). Hamsters laten niet altijd duidelijk merken wanneer ze weer in de uitloop willen of terug willen naar hun verblijf. Als je hamster niet zelfstandig kan wisselen, is het belangrijk de kleine signalen te leren herkennen bij je hamster. Hebben alle hamsters een uitloop nodig?Niet alle hamsters hebben een uitloop nodig. De ene hamster beleeft er veel plezier aan een groter gebied te verkennen en zich daar vertrouwd te maken, de ander raakt er alleen maar gestrest van en blijft het liefst in zijn verblijf. Een uitloop is dus alleen aan te bevelen voor hamsters die er ook daadwerkelijk plezier aan beleven. Kijk dus goed naar je hamster, of hij geïnteresseerd is in een andere omgeving of angstig/gestrest reageert. In het laatste geval is het uitloop gewoon niet voor die hamster weggelegd. Een geschikte uitloopOmdat verreweg de meeste ruimtes in huis niet of maar heel moeilijk 100% hamsterveilig te maken zijn, wordt er meestal gekozen voor een ren om een deel van een ruimte veilig af te zetten voor de hamster. Aangezien verreweg de meeste in de handel verkrijgbare rennen in principe eerder voor dieren als honden, konijnen en cavia's gemaakt zijn, zijn deze niet aan te bevelen voor hamsters. Bij de varianten met spijlen, is de afstand tussen de spijlen over het algemeen te groot voor hamsters en stoffen of kunststof varianten zijn zo doorgeknaagd. Er zijn ook wel speciale hamsterrennen uit houten platen te koop, maar veel keuze is daar nog niet in. Het is echter niet zo moeilijk zelf een hamsterveilige ren te maken. Voor een DIY hamster ren heb je een aantal hardhouten platen nodig (evt. al op maat gezaagd door de bouwmarkt) van ongeveer 50 cm breed. Deze maak je aan elkaar vast door middel van latjes/aluminium L-profielen, scharnieren, plak-klittenband, of ductape. Hierbij is het belangrijk dat de ren zodanig aan elkaar geschroefd of geplakt wordt dat er van binnen geen houten kanten zijn, waar de hamster aan kan gaan knagen. Inrichting van de uitloopHet is aan te raden de ren, net als het verblijf zelf, te vullen met allerlei spullen. Een kale ren is niet interessant voor een hamster en bovendien zijn open ruimtes beangstigend voor hamsters. Je kunt bijvoorbeeld volgende spullen in de ren plaatsen: - Loopwiel; - Tunnels/buizen van kurk of wilg (of ander materiaal); - Huisjes; - Grote bakken met verschillende ondergronden (chinchillazand, maisgranulaat, kokosvezel, enzovoorts). Net als voor het verblijf geldt voor de ren dat plastic objecten vermeden dienen te worden. Ook onder permanente toezicht heeft een hamster snel een stukje afgeknabbeld, zonder dat je het merkt. AandachtspuntenEen hamster kan alleen zonder toezicht in een ren blijven indien deze daar, net zoals het verblijf zelf, op is gebouwd en ingericht (en 100% zeker ontsnappingsproof is). Hamster kunnen heel snel lopen, ze kunnen klimmen en zelfs vrij hoog en ver springen. Het zijn over het algemeen ook hele nieuwsgierige dieren, die in staat zijn om over hogere omranding te klimmen en gevaarlijke sprongen kunnen maken. Zelfs een paar minuten je hamster onbeheerd achterlaten kan voor deze al voldoende zijn om uit de ren te ontsnappen en zich ergens achter, onder, boven op, of in een meubelstuk te verstoppen. Let hier goed op, zeker als je er voor kiest je hamster helemaal vrij in een ruimte te laten lopen, maar ook als je gebruik maakt van een hamster-ren:
- Verwijder snoeren/kabels of zorg ervoor dat de hamster er niet bij kan - Zorg dat iedereen in het huishouden op de hoogte is dat je hamster uitloop heeft - Zorg ervoor dat andere huisdieren geen toegang hebben tot de ruimte waarin je hamster z'n uitloop heeft - Sluit alle deuren, ramen en lades van kasten. Mocht je je hamster tijdens de uitloop onverhoopt toch uit het zicht verliezen en niet meer terug kunnen vinden, zijn er een aantal methoden die kunnen helpen je hamster weer op te sporen: - Meel langs randen strooien (langs muren, kasten, andere meubelstukken). Met een beetje geluk vind je daar dan pootafdrukken en kun je zien waar je hamster ongeveer loopt. - Emmer met een klein laagje bodembedekking wat beschut opstellen, vervolgens een groot stuk papier er bovenop leggen, met wat lekkers om te eten in het midden en een trapje (b.v. uit boeken) omhoog. Als je hamster het eten ruikt, zal hij het proberen te pakken. Zodra hij op het papier is, zal dit bezwijken onder het gewicht van de hamster, waardoor deze in de emmer valt. Indien er niet teveel bodembedekking in de emmer is, zal de hamster niet meer zelf uit de emmer kunnen komen. Laat een hamster nooit los lopen op een bed of op een tafel. Hamsters kunnen namelijk geen diepte zien, ze kunnen daardoor niet inschatten hoe hoog zij precies zitten en laten zich zo vallen - met alle gevolgen van dien.
0 Comments
Hoewel konijnen zeer sociale dieren zijn, kun je nooit zo maar twee of meer konijnen bij elkaar plaatsen. Het koppelen van konijnen is een intensief proces en moet van te voren goed gepland en begeleid worden. Een verkeerde manier van koppelen kan namelijk snel fout gaan en er zelfs voor zorgen dat konijnen niet meer bij elkaar geplaatst kunnen worden. Ook is het van belang om de koppeling zorgvuldig uit te voeren, om te voorkomen dat je konijn steeds negatieve ervaringen op doet en daardoor steeds lastiger te koppelen is. In deze blog geef ik tips over het koppelen van konijnen en waar je rekening mee moet houden. Hoe de koppeling zelf verloopt verschilt elke keer weer. Als je weinig tot geen ervaring hebt met het koppelen van konijnen, is het verstandig om ervaren personen je te laten begeleiden tijdens het koppelproces. Start van de koppeling: neutraal terreinKonijnen zijn zeer territoriale dieren en daarom worden konijnen eerst op neutraal terrein geplaatst wanneer ze elkaar voor het eerst zien. Neutraal terrein is gebied dat voor beide konijnen onbekend is. Daarom zullen ze de ruimte niet direct gaan claimen en verdedigen. Het heeft geen zin om het huidig terrein (waar de konijnen gaan wonen) te ontsmetten, want het konijn dat daar al woont, zal dit desondanks toch herkennen als zijn of haar terrein en direct het andere, onbekende konijn willen wegjagen. Neutraal terrein kan bijvoorbeeld een schuur zijn, garage, kamer, wasruimte, badkamer, berging, enzovoorts. Neem als vuistregel dat je ongeveer 2-3 m2 per konijn nodig hebt. Het neutrale terrein kun je aankleden met schuilplekken die minstens 2 ingangen hebben (zo voorkom je dat een konijn klem wordt gezet en niet weg kan komen). Ideale schuilplekken zijn dozen (met gaten erin geknipt) en wilgenbruggen. Dozen hebben de voorkeur omdat deze nog onbekend zijn. NB: konijnen vooraf door middel van gaas laten kennismaken, wordt afgeraden. Het konijn ziet het nieuwe konijn als een 'indringer' en zal zijn gebied verdedigen. Hebben je konijnen elkaar vooraf al gezien met een gaasscheiding? Houd ze dan 2 weken volledig apart alvorens je gaat starten met het koppelen op neutraal terrein. Gedragingen tijdens de koppelingAls je start met het samenvoegen van twee (of meer) konijnen, plaats de konijnen dan tegelijkertijd op het neutrale terrein. De volgende gedragingen komen over het algemeen voor tijdens de koppeling: Snuffelen: het ene konijn probeert het andere konijn rustig te benaderen om aan de ander te snuffelen. Je konijn wil de ander gaan leren kennen. Op elkaar rijden: konijnen maken de hiërarchie duidelijk door op elkaar te rijden. Het konijn dat op de ander rijdt, is vaak degene die zich dominant opstelt en de ander onderdanig. Het rijden kan ook steeds gewisseld worden; in dit geval zijn de konijnen bezig het het beslissen van de hiërarchie. Najagen: het gebeurt dat konijnen elkaar najagen (verjagen van de indringer). Dit is normaal gedrag tijdens de koppeling. Voorkom doodlopende stukken! Springen: Konijnen kunnen ook flink om elkaar heen rond springen. Schrik hier niet van, dit hoort erbij! Bijten in de haren: tijdens de koppeling bijten konijnen ook in de vacht van de ander waardoor er (letterlijk) haren rondvliegen. Ook dit gedrag hoort erbij. Uitrusten: dit is heel belangrijk! Najagen en rijden is behoorlijk intensief voor konijnen. Bij een reguliere koppeling zullen konijnen pauzes nemen en uitrusten. Heb je een koppeling waarbij uitrusten nauwelijks gebeurd, las dan zelf deze pauzes in - niet door ze uit elkaar te halen, maar door even iets tussen het zicht te houden zodat ze elkaar even niet zien. Konijnen die zich afsluiten van de koppeling: sommige konijnen maken geen contact met het andere konijn en trekken zich volledig terug. Er gebeurt dan niets, de koppeling wordt dan eigenlijk uitgesteld. Zorg ervoor dat ze elkaar wel geregeld ontmoeten om elkaar te leren kennen. Elkaar wassen: over het algemeen zullen konijnen elkaar na een paar uur wassen. Degene die hoger in de hiërarchie staat, zal zijn kop aanbieden aan de ander en de ander zal de kop wassen. Dit is een heel goed signaal! Samen eten: biedt tijdens de koppeling voldoende voer aan op verschillende plekken. Na verloop van tijd zullen konijnen steeds dichterbij elkaar komen en uiteindelijk ook vlak bij elkaar eten. Ook dit is een goed teken. Verhuizing naar het verblijfHet verhuizen naar het permanente verblijf kan pas gebeuren als de konijnen onderling stabiel zijn geworden. Verhuis je konijnen pas als er minstens 2 tot 3 dagen niet achter elkaar is aangejaagd. Een te snelle verhuizing naar het permanente verblijf kan ervoor zorgen dat konijnen toch opnieuw hun territorium verdedigen waardoor de koppeling opnieuw begint. Elke koppeling verloopt anders, waardoor je niet vooraf kunt weten hoe lang de konijnen op neutraal terrein moeten blijven. Je kunt uitgaan van ongeveer 5 tot 14 dagen. Grotere groepen (vanaf 4 konijnen) hebben vaak meer tijd nodig. In principe hoeft het permanente verblijf niet geurvrij te worden gemaakt omdat de konijnen de onderlinge band al hebben bepaald. Na de koppeling zullen de konijnen een band opbouwen. Bij het ene stel of groep gebeurt dit sneller dan bij het andere. Sommige konijnen slapen al na een paar dagen samen, anderen hebben weken of maanden nodig om de ander goed te leren kennen. In sommige gevallen kiezen konijnen liever voor meer persoonlijke ruimte, en ook dat is prima. Onkoppelbare konijnen?Sommige konijnen hebben trauma's en/of onvoldoende sociale vaardigheden ontwikkeld waardoor ze een stuk lastiger te koppelen zijn aan andere konijnen - maar onkoppelbare konijnen bestaan niet. Bij zulke konijnen is het van belang dat de koppeling wordt uitgevoerd door deskundigen en er goed de tijd wordt genomen om de koppeling te begeleiden.
Op het moment dat er te weinig weide te vinden is of je niet de mogelijkheid hebt om voldoende weide aan te bieden, dan kun je dit aanvullen met bladgroenten. Bladgroenten zijn een zeer goed alternatief voor weide. Vaak worden bladgroenten in de winter gegeven omdat er dan weinig tot geen weide te vinden is. Voor degene die niet de mogelijkheid hebben om in andere delen van het jaar voldoende weide te voeren, kunnen ook (het gehele jaar) bladgroenten aanbieden. BladgroentenBladgroenten zijn enorm belangrijk voor de spijsvertering van het konijn. Bladgroenten zijn onder te verdelen in ruwweg 4 soorten: - Bladeren van koolsoorten: chinese kool, paksoi, spitskool, savooiekool (ook wel groene kool), witte kool, rode kool, rucola, enzovoorts. - Loof van groenten en sla-achtige: wortelloof, radijsloof, loof van rode biet, koolrabibladeren, romana sla, veldsla, lollo rosso, enzovoorts. - Kruiden: munt, selderij, koriander, peterselie, dille, enzovoorts - Bittere sla: andijvie, witlof en radicchio. Er zijn meer soorten, maar deze zijn nauwelijks te vinden in Nederland. Je geeft dagelijks minstens 10 van deze soorten geven en uit elk van de verschillende groepen wat. Verdeel de porties over de dag en geef per portie minstens 7 soorten. Alle andere soorten groenten vallen onder de ‘gewone’ groenten en zijn niet belangrijk voor het dieet van het konijn. Je kunt ze wel als aanvulling op bovengenoemde bladgroenten aanbieden, zo lang het maar in beperkte hoeveelheden wordt aangeboden. De focus ligt echt op bovengenoemde groepen. Het verschil tussen blad- en gewone groentenDe spijsvertering van het konijn is vooral gebouwd op het verteren van ongeveer 50% cellulose (ofwel: celwanden die in planten zitten). Weide bestaat vooral uit ongeveer 50% cellulose en hemicellulose. De blinde darm is zo ontwikkeld om celwanden open te knippen en de voedingsstoffen eruit te kunnen halen. De dunne darm is daar niet toe in staat, en is daardoor verantwoordelijk voor de andere helft van het verteren van de plant. Bladgroenten komen hierdoor het meest overeen met weide en ze bieden voldoende ‘voeding’ voor de blinde darm en dunne darm. Gewone groenten hebben een andere samenstelling die niet zo passend is voor de spijsvertering. Het is echter geen probleem om in kleine hoeveelheden paprika of komkommer aan te bieden. Het wordt pas een probleem als dit in grote hoeveelheden wordt aangeboden en te weinig bladgroenten worden aangeboden. Dit kan leiden tot spijsverterings- en gebitsproblemen. Voedingsstoffen in bladgroentenEen volledig en gevarieerd aanbod van bladgroenten voorzien het konijn in meer dan genoeg voedingsstoffen. Denk aan mineralen (zoals calcium, fosfor en kalium), vitaminen (A, B, K, C, enzovoorts), vetten, koolhydraten, eiwitten, enzovoorts. De voedingsstoffen in bladgroenten variëren. Zo bevat andijvie bijvoorbeeld relatief veel eiwit (soms meer dan 20%) en dit kan problemen veroorzaken in de spijsvertering. Dit kun je simpelweg voorkomen door koolsoorten aan te bieden omdat deze juist een laag eiwitgehalte hebben. Daarom is variatie van de vier bovengenoemde soorten echt van belang. Tips om te besparenGroenten kun je kopen bij de supermarkt, groentemarkt, groenteboer, toko’s, enzovoorts. De voorkeur gaat uit naar biologische groenten (hoewel biologische groenten aardig in de kosten kan oplopen: bekijk wat je kunt betalen en wat voor jou haalbaar is).
Het is mogelijk om bij een groenteboer of supermarkt o.i.d. te vragen of je afvalgroenten mee kunt nemen. Vaak zijn dit groenten die niet meer verkocht mogen worden, maar nog prima te eten zijn. Ook supermarkten staan er wel eens voor open dat je bladeren van bloemkool of ander ‘restafval’ van groenten mee neemt. Bij toko’s kun je vaak goedkope keukenkruiden vinden. Zorg dat je groenten van te voren goed wast om eventuele pesticiden (grotendeels) er af te kunnen wassen. Op het moment dat er te weinig weide te vinden is of je niet de mogelijkheid hebt om voldoende weide aan te bieden, dan kun je dit aanvullen met bladgroenten. Bladgroenten zijn een zeer goed alternatief voor weide. Vaak worden bladgroenten in de winter gegeven omdat er dan weinig tot geen weide te vinden is. Voor degene die niet de mogelijkheid hebben om in andere delen van het jaar voldoende weide te voeren, kunnen ook (het gehele jaar) bladgroenten aanbieden. BladgroentenBladgroenten zijn enorm belangrijk voor de spijsvertering van de cavia. Bladgroenten zijn onder te verdelen in ruwweg 4 soorten: - Bladeren van koolsoorten: chinese kool, paksoi, spitskool, savooiekool (ook wel groene kool), witte kool, rode kool, rucola, enzovoorts. - Loof van groenten en sla-achtige: wortelloof, radijsloof, loof van rode biet, koolrabibladeren, romana sla, veldsla, lollo rosso, enzovoorts. - Kruiden: munt, selderij, koriander, peterselie, dille, enzovoorts - Bittere sla: andijvie, witlof en radicchio. Er zijn meer soorten, maar deze zijn nauwelijks te vinden in Nederland. Geef dagelijks minstens 10 van deze soorten geven en uit elk van de verschillende groepen wat. Verdeel de porties over de dag en geef per portie minstens 7 soorten. Alle andere soorten groenten vallen onder de ‘gewone’ groenten en zijn niet belangrijk voor het dieet van de cavia. Je kunt ze wel als aanvulling op bovengenoemde bladgroenten aanbieden, zo lang het maar in kleine hoeveelheden wordt aangeboden. Verschil tussen blad- en gewone groentenDe spijsvertering van de cavia is vooral gebouwd op het verteren van ongeveer 50% cellulose (ofwel: celwanden die in planten zitten) en weide bestaat vooral uit ongeveer 50% cellulose en hemicellulose. De blinde darm is zo ontwikkeld om celwanden open te knippen en de voedingsstoffen eruit te kunnen halen. De dunne darm is daar niet toe in staat, en is daardoor verantwoordelijk voor de andere helft van het verteren van de plant. Bladgroenten komen hierdoor het meest overeen met weide en ze bieden voldoende ‘voeding’ voor de blinde darm en dunne darm. Gewone groenten hebben een andere samenstelling die niet zo passend is voor de spijsvertering. Het is echter geen probleem om in kleine hoeveelheden paprika of komkommer aan te bieden. Het wordt pas een probleem als dit in grote hoeveelheden wordt aangeboden en te weinig bladgroenten worden aangeboden. Dit kan leiden tot spijsverterings- en gebitsproblemen. Voedingsstoffen in bladgroentenEen volledig en gevarieerd aanbod van bladgroenten voorzien de cavia in meer dan genoeg voedingsstoffen. Denk aan mineralen, vitaminen, vetten, oliën, enzovoorts. Ook krijgt de cavia genoeg vitamine C binnen. Een cavia kan zelf geen vitamine C aanmaken en is het van belang dat zij dit d.m.v. voeding binnen krijgen. Een cavia heeft ongeveer 10 tot 20 mg vitamine C per dag nodig. Dat is bijvoorbeeld een hele witlof, paar blaadjes romana sla, een kwart paprika, drie koolbladeren of een paar stengels peterselie. De voedingsstoffen in bladgroenten variëren. Zo bevat andijvie bijvoorbeeld relatief veel eiwit (soms meer dan 20%) en dit kan problemen veroorzaken in de spijsvertering. Dit kun je simpelweg voorkomen door koolsoorten aan te bieden omdat deze juist een laag eiwitgehalte hebben. Daarom is variatie van de vier bovengenoemde soorten echt van belang. Betaalbare voedingGroenten kun je kopen bij de supermarkt, groentemarkt, groenteboer, toko’s, enzovoorts. De voorkeur gaat uit naar biologische groenten (hoewel biologische groenten aardig in de kosten kan oplopen: bekijk wat je kunt betalen en wat voor jou haalbaar is).
Het is mogelijk om bij een groenteboer of supermarkt o.i.d. te vragen of je afvalgroenten mee kunt nemen. Vaak zijn dit groenten die niet meer verkocht mogen worden, maar nog prima te eten zijn. Ook supermarkten staan er wel eens voor open dat je bladeren van bloemkool of ander ‘restafval’ van groenten mee neemt. Bij toko’s kun je vaak goedkope keukenkruiden vinden. Het verblijf is het geen waar de cavia’s dag en nacht in wonen – dat maakt het een enorm belangrijk onderdeel van hun leven. Ze moeten er eten, slapen, samenleven met andere cavia’s, spelen, rennen, sprinten: alles. Maar welke afmeting kies je voor het verblijf en hoe weet je welke grootte passend is voor je cavia’s? Om eerst te weten hoe groot het verblijf moet zijn, is het belangrijk om te weten wát cavia’s precies doen in het dagelijks leven. Dat geeft een beter beeld van hoe de inrichting eruit moet zien en wat voor afmeting daar ideaal voor is. Cavia’s zijn grofweg bezig met deze dagelijks bezigheden: - Foerageren (zoeken naar voedsel) en eten - Terug willen trekken in schuilplekken - Sprintjes trekken/popcornen & energie kwijt raken Het houdt dus in dat het verblijf diverse soorten schuilplekken aanbiedt waarin cavia’s kunnen wisselen van plek en ze altijd ergens kunnen liggen, dat er diverse voerplekken aanwezig zijn om het foerageren te stimuleren, dat er nog voldoende ruimte is voor cavia’s om een sprintje te trekken en energie kwijt te kunnen maar óók om elkaar op gepaste afstand te kunnen passeren, maar ook nog dat de ruimte hen voldoende stimuleert om werkelijk actief rond te lopen. In Duitsland wordt hier rekening mee gehouden en is er gekozen voor deze minimale afmeting: 0,5 m2 voor zeugjes en 1 m2 voor beren, met als basisoppervlakte van 2 m2. Dit betekent dat je op 2 m2 óf twee beren kunt houden, óf een gecastreerde beer met 2 zeugjes óf 4 zeugjes kunt houden. Voor elk extra cavia reken je de gebruikelijke 0,5 m2 voor zeugjes en 1 m2 voor beren. Uiteraard is dit het minimum: hoe groter, hoe beter! Ook de lengte en breedte van het verblijf speelt een belangrijke rol. Een te smal verblijf, bijvoorbeeld 40 cm, geeft cavia’s onvoldoende ruimte om elkaar op gepaste afstand te passeren - er moet voldoende ruimte zijn tussen b.v. de schuilplek én de cavia die wil passeren en er niet vlak langs hoeft te lopen. Ook moet de lengte weer lang genoeg zijn dat cavia’s op een redelijke afstand een normale sprint moet kunnen trekken zonder belemmert te worden door obstakels. Om die reden adviseer ik om minstens 2 meter lengte aan te houden en minstens 80 cm diep te kiezen voor het verblijf. NB. Minimale oppervlakte blijft 2 m2. 200 x 80 cm is geen 2 m2. Berekenen van oppervlakteHet berekenen van het oppervlakte gaat als volgt: Lengte x breedte = oppervlakte m2 Een voorbeeld: je hebt een verblijf van 3,75 meter lengte en 0,85 meter diepte. Dat is 3,75 x 0,85 = 3,19 m2. Andere voordelen van een ruim verblijfEen ruimer verblijf zorgt niet alleen voor meer uitdaging:
1 – Gezondere spijsvertering: doordat cavia’s meer bewegen, wordt de spijsvertering beter op gang gehouden. Cavia’s die (veelvuldig) stil liggen en te weinig bewegen, lopen een groter risico op het ontwikkelen van spijsverteringsstoornissen (denk aan gasbuik of plakpoep) 2 – Beter op gewicht: cavia’s bewegen meer dus ze verbranden ook meer energie en voorkomt zwaarlijvigheid. Cavia’s die te zwaar zijn, lopen een groter risico op gezondheidsproblemen zoals leververvetting (en is levens gevaarlijk!) 3 – Kleiner risico ruzie: omdat cavia’s veel meer ruimte hebben, kunnen ze elkaar beter ontlopen en elkaars privacy respecteren. 4 – minder vaak schoonmaken: hoe groter het verblijf, hoe minder vaak je het hoeft schoon te maken of gaat ruiken! |
AuteurMijn naam is Elisabeth. Elke week plaats ik een nieuwe blog over het houden van huisdieren zoals hamsters, muizen, konijnen, gerbils en cavia's. Archieven
Mei 2023
|
Facebookpagina Mini Natuur
Instagram @mininatuur
TikTok @mininatuur
Youtubel kanaal 'Mini Natuur'
Meepraten over natuurlijke stijl? Dat kan op:
Facebookgroep 'Konijnen & Cavia's Natuurlijke Stijl'
Facebookgroep 'Natuurlijke stijl voor kleine knaagdieren'